Mensen met autisme kunnen onderling veel verschillen, maar één ding hebben zij met elkaar gemeen: moeite hebben met het communiceren met anderen. Mensen met autisme vinden het vaak lastig om non-verbale signalen (intonatie, gezichtsuitdrukkingen en gebaren) goed te interpreteren. Ook wordt er vaak van hen verwacht dat zij hun communicatiestijl aanpassen aan de situatie en aan anderen, maar je kunt het natuurlijk ook omdraaien. Onderstaande tips kunnen je daarbij helpen. Dit zijn uiteraard algemene tips, het is altijd goed om jouw manier van communiceren af te stemmen op de persoon met wie je communiceert.
Onze tien tips:
1. Gebruik korte en directe zinnen.
2. Wees expliciet.
‘Zo meteen’ is voor iemand met autisme nietszeggend. Gebruik liever een duidelijke tijdsaanduiding zoals ‘binnen vijf minuten’. Ditzelfde geldt voor het stellen van vragen. In plaats van te vragen: “Wat vind jij het leukste om te doen op school/je werk?”, vraag dan: “Ik heb drie werkzaamheden, welke zou jij het liefst willen doen?
3. Vermijd beeldspraak.
Mensen met autisme nemen woorden vaak letterlijk. ‘Een knoop in je maag hebben’ zegt iemand met autisme niet zo veel. Zeg precies wat je bedoelt, dat doen zij ook.
4. Zorg ervoor dat jouw verbale en non-verbale boodschappen elkaar niet tegenspreken.
“Ja” zeggen en tegelijkertijd je hoofd schudden geeft een verwarrend signaal af.
5. Houd voldoende fysieke afstand.
Mensen met autisme zijn vaak hypersensitief voor zintuiglijke prikkels waardoor ze in paniek kunnen raken wanneer zij worden aangeraakt.
6. Geen idee waar je over zou kunnen praten?
Dan is het praten over zijn hobby een goede keuze. Wees er echter op voorbereid dat hij hierover uren zou kunnen praten. Om het gesprek netjes af te sluiten kun je zeggen: ‘Ik weet nu genoeg over dit onderwerp, dankjewel.”
7. Probeer je niet gekwetst te voelen.
Mensen met autisme zijn erg direct en hebben niet altijd door dat wat zij zeggen soms kwetsend kan zijn. Zij doen dit echter niet expres.
8. Geef complimentjes.
Mensen met autisme hebben vaak last van onzekerheid wanneer ze in een situatie terechtkomen die ze niet goed kunnen inschatten. Het geven van complimentjes wanneer zij iets goed hebben gedaan, kan hen helpen te begrijpen hoe zij zich in een dergelijke situatie het beste kunnen gedragen.
9. Kijk uit met grapjes maken.
Niet alle grapjes zullen goed worden begrepen.
10. Zorg voor rust in het gesprek.
Het is het fijnst voor iemand met autisme om een rustige plek als ‘gespreksdecor’ te hebben. Hoe minder prikkels er aanwezig zijn, hoe beter hij zich kan concentreren op het gesprek.